21st century skills:
Een term die je de laatste tijd veel hoort. Gewoon in het Nederlands betekent het de vaardigheden die je in de 21e eeuw wil bezitten. Wat houden die 21st century skills precies in? En wat kun jij ermee doen in je werk?
Bekijk eerst onderstaand filmpje, gemaakt met PowToon (een gratis online tool die kinderen ook leren gebruiken om te presenteren)!
Onder het filmpje uitgebreide uitleg van de 11 vaardigheden, omschreven door de SLO
Een term die je de laatste tijd veel hoort. Gewoon in het Nederlands betekent het de vaardigheden die je in de 21e eeuw wil bezitten. Wat houden die 21st century skills precies in? En wat kun jij ermee doen in je werk?
Bekijk eerst onderstaand filmpje, gemaakt met PowToon (een gratis online tool die kinderen ook leren gebruiken om te presenteren)!
Onder het filmpje uitgebreide uitleg van de 11 vaardigheden, omschreven door de SLO
1. Communiceren
Het gaat bij communiceren om het effectief en efficiënt overbrengen en ontvangen van een boodschap.
Meer specifiek gaat het om:
2. Kritisch denken
Bij kritisch denken gaat het om het kunnen formuleren van een eigen, onderbouwde visie of mening.
Meer specifiek gaat het om:
3. Creatief denken en handelen
Bij creatief denken en handelen gaat het om het vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare ideeën voor
bestaande vraagstukken te vinden. Meer specifiek gaat het om:
4. Probleemoplossend denken en handelen
Probleemoplossend denken en handelen is het vermogen om een probleem te (h)erkennen en tot een plan te komen om het
probleem op te lossen. Meer specifiek gaat het om:
5. Samenwerken
Bij samenwerken gaat het om het gezamenlijk realiseren van een doel en anderen daarbij kunnen aanvullen en ondersteunen.
Meer specifiek gaat het om:
6. Sociale en culturele vaardigheden
Bij deze vaardigheden gaat het om het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen met verschillende etnische,
culturele en sociale achtergronden. Meer specifiek gaat het om:
7. Ict- basisvaardigheden
Ict-(basis)vaardigheden zijn de onderlegger voor het geheel van digitale geletterdheid.
Bij ict-basisvaardigheden gaat het om de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van digitale
technologie en netwerken te begrijpen en te bedienen. Meer specifiek gaat het om:
8. Informatievaardigheden
Bij informatievaardigheden gaat het om het kunnen vinden en analyseren van informatie uit bronnen.
Meer specifiek gaat het om:
9. Mediawijsheid
De vaardigheid ‘mediawijsheid’ wordt gedefinieerd als ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich
bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.’
Meer specifiek gaat het om:
10. Computational thinking
Bij computational thinking gaat het om het procesmatig (her)formuleren van problemen op een zodanige manier dat
het mogelijk wordt om met computertechnologie het probleem op te lossen.
11. Zelfregulering
Bij deze vaardigheid gaat het om het kunnen realiseren van doelgericht en passend gedrag.
Meer specifiek gaat het om:
Het gaat bij communiceren om het effectief en efficiënt overbrengen en ontvangen van een boodschap.
Meer specifiek gaat het om:
- doelgericht kunnen uitwisselen van informatie met anderen
- kunnen omgaan met verschillende communicatieve situaties
- kunnen omgaan met verschillende communicatiemiddelen en het hanteren van verschillende strategieën daarbij
- het hebben van inzicht in de mogelijkheden die ict biedt om effectief te communiceren
2. Kritisch denken
Bij kritisch denken gaat het om het kunnen formuleren van een eigen, onderbouwde visie of mening.
Meer specifiek gaat het om:
- effectief kunnen redeneren en formuleren
- informatie kunnen interpreteren, analyseren en synthetiseren
- hiaten in kennis kunnen signaleren
- betekenisvolle vragen kunnen stellen
- kritisch reflecteren op het eigen leerproces
- openstaan voor alternatieve standpunten
3. Creatief denken en handelen
Bij creatief denken en handelen gaat het om het vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare ideeën voor
bestaande vraagstukken te vinden. Meer specifiek gaat het om:
- het kennen en hanteren van creatieve technieken
- het denken buiten gebaande paden
- nieuwe samenhangen kunnen zien
- het durven nemen van risico’s
- fouten kunnen zien als leermogelijkheden
- een ondernemende en onderzoekende houding
4. Probleemoplossend denken en handelen
Probleemoplossend denken en handelen is het vermogen om een probleem te (h)erkennen en tot een plan te komen om het
probleem op te lossen. Meer specifiek gaat het om:
- problemen signaleren, analyseren en definiëren
- strategieën kennen en hanteren om met onbekende problemen om te gaan
- oplossingsstrategieën genereren, analyseren en selecteren
- patronen en modellen creëren en beargumenteerde beslissingen nemen
5. Samenwerken
Bij samenwerken gaat het om het gezamenlijk realiseren van een doel en anderen daarbij kunnen aanvullen en ondersteunen.
Meer specifiek gaat het om:
- verschillende rollen bij jezelf en anderen (h)erkennen
- hulp kunnen vragen, geven en ontvangen
- een positieve en open houding ten aanzien van andere ideeën
- respect voor culturele verschillen
- kunnen onderhandelen en afspraken maken met anderen in een team
- kunnen functioneren in heterogene groepen
- effectief kunnen communiceren
6. Sociale en culturele vaardigheden
Bij deze vaardigheden gaat het om het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen met verschillende etnische,
culturele en sociale achtergronden. Meer specifiek gaat het om:
- constructief kunnen communiceren in verschillende sociale situaties met respect voor andere visies, uitingen en gedragingen
- het (her)kennen van gedragscodes in verschillende sociale situaties
- eigen gevoelens kunnen herkennen en gekanaliseerd en constructief kunnen uiten
- het tonen van inlevingsvermogen en belangstelling voor anderen
- bewust zijn van de eigen individuele en collectieve verantwoordelijkheid als burger(s) in een samenleving
7. Ict- basisvaardigheden
Ict-(basis)vaardigheden zijn de onderlegger voor het geheel van digitale geletterdheid.
Bij ict-basisvaardigheden gaat het om de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van digitale
technologie en netwerken te begrijpen en te bedienen. Meer specifiek gaat het om:
- om kunnen gaan met verschillende technologieën
- begrijpen wat de mogelijkheden en beperkingen van technologie zijn
- kunnen benoemen, aansluiten en bedienen van hardware
- om kunnen gaan met tekstverwerkers, spreadsheet- programma’s en presentatiesoftware
- kunnen werken met internet (browsers, e-mail)
- kunnen omgaan met beveiligings- en privacyaspecten.
8. Informatievaardigheden
Bij informatievaardigheden gaat het om het kunnen vinden en analyseren van informatie uit bronnen.
Meer specifiek gaat het om:
- zoekvragen scherp kunnen formuleren
- bronnen kunnen beoordelen op hun kwaliteit, bruikbaarheid en betrouwbaarheid
- uit een veelheid van bronnen de benodigde informatie weten te vinden
- informatie goed weten te selecteren, verwerken en gebruiken
- op een goede manier weten te verwijzen naar bronnen en gebruikte informatie
9. Mediawijsheid
De vaardigheid ‘mediawijsheid’ wordt gedefinieerd als ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich
bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.’
Meer specifiek gaat het om:
- begrijpen hoe media gemaakt worden
- inzicht hebben in de medialisering van de samenleving
- zien hoe media de werkelijkheid kleuren
- oriënteren binnen media-omgevingen
- zelf content creëren
- reflecteren op het eigen mediagebruik
- doelen realiseren met media
10. Computational thinking
Bij computational thinking gaat het om het procesmatig (her)formuleren van problemen op een zodanige manier dat
het mogelijk wordt om met computertechnologie het probleem op te lossen.
- Computational thinking richt zich op de vaardigheden die essentieel zijn om problemen op te lossen waarbij veel informatie, variabelen en rekenkracht nodig zijn.
- Computertechnologie gebruiken bij het zoeken naar oplossingen betekent inzicht krijgen in algoritmes (een reeks instructies om vanaf een beginpunt een bepaald doel te bereiken) en procedures (een verzameling activiteiten die in een bepaalde volgorde moet worden uitgevoerd)
11. Zelfregulering
Bij deze vaardigheid gaat het om het kunnen realiseren van doelgericht en passend gedrag.
Meer specifiek gaat het om:
- het stellen van realistische doelen en prioriteiten
- doelgericht handelen (concentratie, zichzelf kunnen motiveren voor een taak en zich richten op de uitvoering)
- monitoren van het proces door planning en time-management
- reflectie op het handelen en de uitvoering van de taak, en feedback op het eigen gedrag en handelen benutten om adequate vervolgkeuzes te maken
- inzicht hebben in de ontwikkeling van eigen competenties
- verantwoording nemen voor eigen handelen en keuzes, en zicht hebben op consequenties van het eigen handelen voor de omgeving, ook op de lange termijn
Zoals je ziet bevat het SLO-model 11 competenties die horen bij de 21st century skills. Deze zijn onder te verdelen in denken en doen. Zowel de manieren van werken (samenwerken en communiceren) en het gereedschap (ICT-vaardig, informatieverwerking, mediawijsheid en logisch redeneren), de houding en vaardigheden (creatief en innovatief denken, kritisch, oplossend en besluitvaardig denken, het plannen en werken met overzicht en de zelfregulering) als ook het gedeelte dat valt onder wereldburgers (verantwoordelijkheid, sociale en culturele vaardigheden en zingeving) komen terug in de opdrachten die op deze website te vinden zijn. Bij de ene opdracht staat het doen wat meer centraal en bij de andere opdracht juist de houding en de vaardigheden. Dit alles is terug te vinden onder het tabblad "leerlijn".